Overslaan en naar de inhoud gaan

Waar komt het woord salaris vandaan?

Kijkt u op het eind van de maand graag op de bankrekening om te zien of het salaris al is overgemaakt?
Het is nog maar enkele decennia geleden dat mensen hun wekelijkse- /maandelijkse beloning in een zakje of envelop kregen. Wie nog verder terug gaat in de tijd komt er achter dat ‘salaris’, een lange geschiedenis heeft.

Keukenzout - De term salaris is ontleend aan het Latijns salarium, dat ‘zoutrantsoen’, of salaris betekent. In de tiende eeuw voor Christus waren de Kelten in Europa de eersten die zout als betaal- en ruilmiddel gebruikten. De Romeinen namen dit over en betaalden hun soldaten doorgaans uit in zoutrantsoenen.

Zout bleef na de Oudheid nog eeuwenlang een kostbaar goedje, dat voorbehouden bleef aan de elite. Het kreeg dan ook niet voor niets de bijnaam ‘het witte goud’: zout was ideaal om eten smaakvoller te maken en ideaal om eten te conserveren in een tijd dat koelkasten nog niet bestonden.

Nederland kende nog lang een accijns op zout. Deze belasting op de import van zout werd in 1579 ingevoerd en is officieel tot 1951 van kracht geweest.

De financiële vergoeding die soldaten krijgen wordt soldij genoemd. Soldij vindt zijn herkomst in het woord solidus, de naam van een gouden Romeinse munt die in de vierde eeuw door Constantijn de Grote werd ingevoerd.

Zout is in onze eigen taal een belangrijk woord geworden. We hebben dat woord verwerkt in tal van spreekwoorden en gezegden, een paar voorbeelden:

  • Het zout in de pap niet waard
  • Op alle slakken zout leggen
  • Als je zout morst, kun je ruzie verwachten
  • En dat laatste moet u maar met een korreltje zout nemen
Trefwoorden